Welke voordelen zijn er voor een school om een leerling aan te melden volgens de variawet?

  • apr 2021
  • 877
Schoolaanwezigheid

Wanneer een leerling met ‘instemming conform de variawet’ afwijkt van onderwijstijd krijgt de school de normale bekostiging voor deze leerling.

Veel scholen zijn in de veronderstelling dat zij een leerling niet mogen inschrijven als deze minder dan 50% van het onderwijsprogramma volgt. Deze veronderstelling is niet correct. Wanneer er voor een leerling afwijking van de onderwijstijd is aangevraagd en goedgekeurd, kan er tijdelijk ook een zeer beperkt aantal uren onderwijs gegeven worden. Ook kan het zijn dat de leerling tijdelijk helemaal geen onderwijs volgt. In dit geval moet er wel perspectief zijn naar ingroei. De wet en bovengenoemde beleidsregel doen geen uitspraken over een minimum percentage van de onderwijstijd die de leerling in dit geval aanwezig moet zijn. Wel is het uitgangspunt van bovengenoemde beleidsregel dat een leerling binnen het jaar waarvoor afwijking is gevraagd weer volledig ingroeit in het onderwijs en dat de school zich daar ook voor inspant. Als dat niet binnen dat jaar lukt en de school doet opnieuw een aanvraag, dan geldt een zwaardere motiveringsplicht. In de wet staat dat een onderwijsinstelling geen bekostiging ontvangt voor een leerling wanneer hij/zij vóór 1 oktober meer dan 50% van de onderwijstijd ongeoorloofd verzuimt. Afwijken van de onderwijstijd op grond van de beleidsregel is echter geen ongeoorloofd verzuim. Er is voor deze leerling immers (tijdelijk) een ander aantal onderwijsuren vastgesteld.

Een afwijking van onderwijstijd moet onderbouwd worden in het OPP met behulp van een deskundigenverklaring. In het OPP dient te worden opgenomen waarom volgens de deskundige afwijking van onderwijstijd noodzakelijk is en welke ondersteuning wordt geboden. Onderwijs en hulpverlening werken op deze manier nauw samen.

In het speciaal onderwijs kan de commissie voor de begeleiding (scholen) of de commissie van onderzoek (instellingen) de verklaring opstellen. Het besluit om af te wijken wordt in het primair en voortgezet onderwijs onderbouwd door een ter zake deskundige of deskundigen. Dat wil zeggen een kinder- of jeugdpsychiater, een (ortho) pedagoog, een kinderpsychiater of een arts. Of de deskundige wel of niet een behandelaar mag zijn, doet de regeling geen uitspraken